Ze kan niet wachten …
Er was eens een klein hebberig vrouwtje. Ze was vervelend voor haar omgeving want ze dacht alleen maar aan zichzelf.
En precies dat vrouwtje lag nu al uren voor de deur bij het Goed. Ze had op Facebook de aankondiging gelezen over de kerstmarkt. En daar moest zij als eerste naar toe want ze gunde de anderen niets.
Ze had haar man gezegd dat hij maar even voor zichzelf moest zorgen. Voor hem was het niet makkelijk om met haar samen te leven dus hij vond het wel best. Lekker even op zichzelf, lekker rustig.
Uren zat ze te wachten. Ze keek naar de grote glinsterende kerstboom op de parkeerplaats, maar had er geen oog voor. Ze zag de vreugde van de mensen die elkaar ontmoetten bij de glühweinkraam maar het drong niet tot haar door. Graaien op de kerstmarkt, dat wilde ze. Het begon te sneeuwen, maar het maagdelijk witte landschap liet haar koud. Ze was alleen met haar hebberigheid.
In de tussentijd was haar man behoorlijk in zijn sas. Hij maakte het kleine huisje kneuterig gezellig voor de feestdagen. Knus verlicht met kaarsjes, een prettig vuurtje in de open haard.
Met dikke sokken zat hij op de bank onder een wollen dekentje, genietend van een dampende mok glühwein. Een kleine spar had hij versierd met glanzend gepoetste appeltjes. Het was het allermooiste kerstboompje, vond hij.
Hij draaide in de keuken allerlei hapjes in elkaar. Hij was volmaakt tevreden.
Eindelijk mocht het vrouwtje de winkel in. Met haar ellenbogen duwde ze iedereen opzij. Toen ze binnen stond viel haar mond open van verbazing. Ze kon zich niet meer bewegen. Zoiets moois had ze nog nooit gezien. Wat een prachtige kerstsfeer hier. Overal stonden kerstbomen met glimmende ballen en brandende kerstlichtjes. Engeltjes en kerststallen in alle soorten en maten. Kaarsen, kerstservetten en prachtig servies, teveel om op te noemen. Alles was met liefde en aandacht verzameld en samengebracht. De verkoopster van Het Goed glimlachte naar haar en heette haar welkom. Ze leek wel een engel.
Toen zag ze het doosje met die kerstvogeltjes. Precies zulke vogeltjes hadden ze vroeger thuis. Zij mocht ze ieder jaar in de boom hangen van vader. Ze dacht aan die fijne feestdagen van vroeger. Ineens zag ze wie ze geworden was. Waarom was ze zo hebberig? Dat was ze vroeger niet. Waarom kon zij niet genieten van kleine dingen? En waarom dacht ze alleen maar aan meer?
Ze deed een stap opzij. Met alleen het doosje in haar hand liep ze naar de kassa. Ze leek lichter. Vlug naar huis, dacht ze.
Bij het huisje aangekomen keek ze door de raampjes en zag de warmte en gezelligheid. Haar man werd in deze tijd van het jaar de mooiste versie van zichzelf, net als de meeste mensen. Alleen was er niemand waarmee hij dit kon delen. Zelfs niet met zijn eigen vrouw. En ze schaamde zich diep.
Ze stapte naar binnen en liet de vogeltjes zien. Ze vertelde haar verhaal. Ze hingen samen de vogeltjes in de boom. Hij ging weer op de bank zitten en hield het plaidje omhoog. ‘Kom’, zei hij. Zij schoof erbij en ze leefden nog lang en gelukkig.